De Franse kompaan van Dutroux hield zich verborgen voor het gerecht, nadat hij samen met Dutroux de drie jongeren Divers, Jadot en Rochow twee dagen had opgesloten, begin november 1995. Hij zocht eerst onderdak bij Gérard Pinon. Maar vanaf 13 november ontbreekt elk spoor van hem. Dat was de datum waarop hij zijn zus in Frankrijk opbelde in verband met zijn identiteitskaart en rijbewijs.

Uit het onderzoek over het telefoonverkeer van Weinstein blijkt dat hij op 10 november geprobeerd heeft om een politieman van Charleroi te bereiken die hem onder meer aan werk had geholpen nadat hij een gevangenisstraf had uitgezeten. Maar de agent was niet thuis toen Weinstein belde.

Michelle Martin beweert dat Dutroux haar ergens halverwege november vroeg om Rohypnol in boterhammen met paté te mengen. Die zou hij aan Weinstein geven. Dutroux sloot de slapende Weinstein op in de kelder in Marcinelle, waar Julie en Mélissa verborgen zaten. Hij zou de man daar zwaar gefolterd hebben. De meisjes moesten zolang in een kamer op de eerste verdieping verblijven.

Volgens Martin folterde haar ex-man Weinstein om de hand te kunnen leggen op de spaarcenten van Weinstein, waar hij ook in geslaagd zou zijn. Dutroux beweerde tijdens het onderzoek dat hij Julie en Mélissa wilde beschermen omdat Weinstein hen wilde doden. Hij zei ook nog dat Weinstein een gevaar was voor Dutroux' familie en voor zichzelf.

Dutroux bekende aanvankelijk Weinstein levend te hebben begraven en beschuldigde er Gérard Pinon van hem daarbij te hebben geholpen. Volgens het onderzoek van de speurders zou zich dat rond 25 november moeten hebben afgespeeld in Sars-la-Buissière. Voor het assisenhof veranderde Dutroux andermaal zijn versie over deze feiten en schoof hij alle schuld op de schouders van Pinon.