De feiten speelden zich af in het najaar van 2021 in Heist-op-den-Berg. “Een van de slachtoffers kwam ten val met zijn brommer, die daarbij beschadigd raakte”, aldus het openbaar ministerie. “Hij zette de tweewieler op een parkeerplaats aan een appartementsgebouw, maar wanneer hij zijn brommer enkele weken later wilde ophalen, bleek die verdwenen te zijn. Tot hij een tijdje later zijn eigen bromfiets zag staan aan een garage die toebehoort aan de moeder van beklaagde R.V.”

Ook een tweede diefstal van een bromfiets wordt aan de jongeman uit Heist toegeschreven. Dit keer werd een brommer gestolen aan een frituur. Niet veel later werd de scooter teruggevonden in het bijzijn van de beklaagde. Het slot bleek bovendien beschadigd te zijn, wat kan wijzen op een diefstal, en R.V. had een schroevendraaier op zak toen hij door de politie staande werd gehouden. “De betrokkenheid van de beklaagde is wat ons betreft bewezen. We vorderen daarom een effectieve gevangenisstraf van twee jaar en een geldboete van 2.000 euro”, klinkt het.

“Niets mee te maken”

De man zakte zonder advocaat af naar de rechtszaal. Hij koos ervoor om zichzelf te verdedigen en vroeg om een straf met probatie-uitstel, ook al negeerde hij in het verleden voorwaarden die hem werden opgelegd. Naar eigen zeggen heeft hij niets met de diefstallen te maken. “Iemand had me gevraagd of ik de eerste bromfiets kon stallen en herstellen. Ik wist niet dat hij gestolen was”, klinkt het. “En ook met de tweede diefstal heb ik niets te maken. Ik kon de bromfiets voor een lage prijs overkopen van iemand anders en heb hem zeker niet zelf gestolen.”

Het parket noemt de verklaringen van de beklaagde totaal ongeloofwaardig en meent dat er op zijn minst sprake is van heling. Zeker omdat de braaksporen aan de tweede brommer erg duidelijk waren. Daarnaast werd hij in het verleden al veroordeeld voor gelijkaardige feiten en wilde hij tijdens het onderzoek zijn gsm niet laten uitlezen. De slachtoffers vragen een schadevergoeding van in totaal 4.000 euro.

De rechter velt een oordeel in de zaak op 24 april.