Ikrame Kastit en Naima Charkaoui: ”We willen kinderen leren kritisch te kijken. Zodat ze beseffen dat er iets mis is met de boodschap en niet met henzelf, alleen maar omdat ze een andere huidskleur hebben.” — © Nattida-Jayna Kanyachalao.
Naima Charkaoui en Ikrame Kastit schrijven boek over racisme: “Ook voor kinderen is erover praten heel belangrijk”
“Racisme doet pijn en laat zich op verschillende manieren zien, als een boom met vele takken. In dit boek leer je de pijn te doen stoppen.” Dat schrijven Naima Charkaoui (44) en Ikrame Kastit (36) in Racisme: Stop de Pijn. Een kleurrijk doe-boek, met leuke pictogrammen en heel veel getuigenissen van kinderen. “Die maken het concreet en herkenbaar. Ze zijn misschien wel hard voor kinderen vanaf 9 jaar, maar het is de realiteit. We moeten hen daar niet voor afschermen. We willen kinderen net bewust en kritisch maken zodat ze sterker staan. Dit boek is ook voor leerkrachten, jeugdwerkers en ouders. Allemaal moeten we ons bijscholen en leren over racisme. Om het tegen te gaan en om te kunnen luisteren naar hen die het meemaken.”
Drie jaar geleden publiceerde Naima Charkaoui, die al jaren werkt rond mensenrechten, racisme en ongelijkheid – ze was ruim tien jaar coördinator van het Minderhedenforum – het boek Racisme. Over wonden en veerkracht. Tijdens lezingen kreeg ze dikwijls vragen over racisme en hoe met kinderen het gesprek hierover aan te gaan. Ook Ikrame Kastit, coördinator van Uit De Marge, het steunpunt voor jeugdwerk en jeugdbeleid met kinderen en jongeren in een maatschappelijk kwetsbare situatie, kreeg die vraag. “Er is rond het thema racisme bijzonder weinig aanbod voor kinderen, terwijl zij net met veel vragen zitten”, zegt Ikrame Kastit. “We hebben ons boek opgevat als een doe-boek, geschreven met de bril van kinderen en met veel informatie, concrete vragen over wat ze hebben meegemaakt en hoe ze zich daarbij voelen en tips over hoe ze kunnen reageren. Het zijn handige tools, ook voor ouders, leerkrachten en jeugdwerkers. En voor kinderen die niet met racisme te maken hebben, maar hun vriendjes graag willen helpen. Racisme is een delicaat, gevoelig thema, dat te vaak wordt ontweken. We hopen de lezers van dit boek ‘racismewijs’ te maken.”
Wat bedoelen jullie precies met racismewijsheid?
Ikrame Kastit: “Dat we weten wat racisme is, het kunnen herkennen en er gepast op kunnen reageren. Kinderen zijn zich vaak niet bewust dat hetgeen ze ervaren, en dat gebeurt vooral op school, een grote impact heeft op hoe ze zich voelen en op hoe ze met anderen omgaan. Veel kinderen geven aan dat ze vaak hoofdpijn of buikpijn hebben, of dat ze zich verdrietig, eenzaam, boos voelen, en ze weten niet waarom. Sommigen cijferen zich helemaal weg, anderen willen net heel hard tonen wat ze kunnen. In ons boek proberen we uit te leggen vanwaar dat komt. Door veel tastbare voorbeelden te geven, aan de hand van getuigenissen, creëren we een stukje bewustzijn: het ligt niet aan jezelf dat je je zo onzeker of verdrietig voelt. Dat besef is racismewijsheid. Weten wat racisme is, helpt om de pijn te stoppen die racisme veroorzaakt.”
Naima Charkaoui: “We willen ook de kinderen die niet het doelwit zijn van racisme – we noemen hen de bondgenoten – activeren. Ook zij kunnen helpen om de pijn en de kwetsuren van racisme te verzachten. Als er in de klas iets gebeurt en niemand reageert, is dat even traumatiserend als het gebeuren zelf.”
Kinderen ervaren racisme vooral op school, zeg je. Van medeleerlingen of leerkrachten?
Ikrame: “We leven in een superdiverse samenleving, maar dat betekent niet dat onze scholen, het schoolmateriaal en de lessen hieraan zijn aangepast. Het gebrek aan representatie van mensen van kleur is er niet alleen in de media, ook in het lerarenkorps. Dat zien kinderen ook. Welke verhalen worden verteld in de geschiedenislessen? Is er aandacht voor andere talen, andere feestdagen? In de voorleesboekjes voor kleuters wordt zelden een diverse wereld getoond, wel een gezinnetje met witte kindjes en een witte mama en papa. Racisme zit diepgeworteld. We willen met dit boek ook directies en leerkrachten tools aanreiken om op een pedagogische manier om te gaan met racisme zodat de school een veilige omgeving is voor alle kinderen.”
Naima: “Uit de getuigenissen horen we helaas dat leerkrachten dikwijls met vooroordelen voor de klas staan. “Afrikaanse mensen zijn lui en maken veel kabaal, dat zit in hun cultuur”, getuigde een meisje over een leerkracht. Of: “Je moet geen moeilijke studierichting kiezen, want je zal toch jong moeten trouwen”. Of: “Alle Chinese kinderen zijn slim”. Als een kind dagelijks wordt onderschat of overschat in zijn competenties, heeft dat effect op hoe het zich ontwikkelt en naar de toekomst kijkt. Sommigen zetten zich daarom af tegen hun achtergrond en willen vooral op de dominante, witte groep gelijken. Of omgekeerd. Deze copingmechanismen zijn niet gezond, kinderen moeten zichzelf kunnen zijn.”
Ikrame: “Je hebt kinderen die zich schamen omdat ze thuis een andere taal spreken. Of die liever hebben dat hun mama of papa hen niet aan de schoolpoort komt ophalen omdat ze niet de kledij dragen die men als mooi beschouwt.”
Naima: “Niet alleen de school, ook de openbare ruimte is dikwijls geen veilige plek voor kinderen. Als iemand een kind “ga terug naar je land” naroept, is dat een expliciet signaal dat het hier niet thuis hoort. Zoiets tast het algemeen welbevinden en het veiligheidsgevoel van dat kind aan.”
Jullie delen racisme in met kleurcodes. Waarvoor staan rood, geel en oranje?
Naima: “Rood staat voor de ergste vorm die strafbaar is. Fysiek geweld en discriminatie. Ook kinderen zijn slachtoffer van discriminatie op de woonmarkt. Oranje staat voor vooroordelen, uitspraken en woorden die kwetsend zijn bedoeld, maar niet strafbaar zijn. “Vluchtelingen zijn profiteurs”, bijvoorbeeld, of het n- of het m*k*k-woord. Met geel bedoelen we het subtiele racisme. Veel mensen noemen dit geen racisme, en vaak het is ook goed bedoeld. “Jij spreekt goed Nederlands”, of “Van welk land ben je?”. Voor kinderen die hier geboren zijn, kan dat hard aankomen. Ik ben opgegroeid in een witte omgeving in West-Vlaanderen. Racisme was voor mij het expliciete, het strafbare, de rest kon ik niet echt herkennen. Maar ik ben mezelf wel al heel jong in vraag beginnen stellen. Pas toen ik ouder werd, heb ik ontdekt dat de dingen die ik aanvoelde, geen inbeelding waren.”
Niet iedereen durft te reageren op racisme. Jullie reiken tips aan om dat wel te doen.
Naima: “Die tips zijn vooral voor de ‘toeschouwers’, omdat ze vaak passief blijven en dat is voor het slachtoffer even traumatiserend als het gebeuren zelf. Om die passiviteit te doorbreken, is een aantal strategieën ontwikkeld en die hebben we vertaald naar kinderen. Eerste regel: als je ziet dat iemand racisme meemaakt, moet je nagaan of de context veilig is om te reageren.”
Ikrame: “In het boek hebben we die strategieën visueel gemaakt. Heel kordaat racisme afkeuren noemen we bijvoorbeeld ‘de blaffende hond’. Er is ook ‘de slimme vos’: als iemand in de bus wordt uitgescholden, kun je ernaast gaan zitten, en zo tonen dat je hem steunt. Of ‘paard met ruiter’: je zoekt hulp bij volwassenen, een leerkracht of een voorbijganger. Met ‘zachte kat’ bedoelen we dat je, omdat je eerst niet durfde, pas achteraf aan het slachtoffer zegt dat je het heel erg vindt wat er is gebeurd.”
Naima: “Ook dat is oké, je hoeft niet per se een superhero te zijn. Maar praten over racisme is erg belangrijk. Ook voor een kind er zelf over begint. Leer kinderen kritisch te kijken. Zo zorg je ervoor dat ze als er iets gebeurt, beseffen dat er iets mis is met de boodschap en niet met henzelf, alleen maar omdat ze een andere huidskleur hebben.”
Ikrame: “Ik heb in de getuigenissen veel dingen herkend die ik zelf heb meegemaakt. Dat is pijnlijk. Dit boek zou me als kind geholpen hebben om niet alle verantwoordelijkheid bij mezelf te leggen. Ik vond het maar normaal dat ik veel meer dan anderen mijn best moest doen. En dat ik überwit en Belgisch wilde zijn, in kledij en in woorden en door zo weinig mogelijk over thuis te vertellen. Alleen om erbij te horen. Ik hoop dat dit boek kinderen de steun geeft die ze verdienen en volwassenen toont welke rol ze hierin kunnen spelen.”
Getuigenissen van kinderen uit ‘Racisme: Stop de Pijn’
Zakaria: “Ik word op school gepest door een groepje oudere jongens. Ze schelden me uit voor ‘choco’ en nog meer. Gisteren hebben ze mijn turnzak afgepakt en in de modder gegooid. Ze hebben me ook al eens geslagen en geschopt. Ik durf niet meer naar school te gaan. Ik begin al te trillen als we voor de schoolpoort staan.”
Joël: “In ons taalboek moesten we allemaal zinnen aanvullen: ‘Een auto uit Duitsland is een … auto. Een paella uit Spanje is een … paella. Een vluchteling uit Afrika is een …. vluchteling.’ Ik ben met mijn ouders uit Soedan gevlucht en ik merk dat veel mensen slecht over ons denken. Ik vond het erg om in een schoolboek te lezen dat een vluchteling even typisch is voor Afrika als paella voor Spanje.”
Tibor: “Mijn vriend Adam had me gezegd dat hij me zeker zou uitnodigen voor zijn verjaardagsfeestje. We hadden al afgesproken welke games we zouden spelen. Gisteren kwam hij me vertellen dat ik toch niet mag komen. Zijn ouders hebben gezegd dat dat soort volk bij hen niet binnenkomt. Mijn ouders hebben me al gewaarschuwd dat we als Roma op niemand moeten rekenen.”
Anthony: “Ik ben niet zo sportief. Gym is mijn minst favoriete vak. Hardlopen haat ik het meest. De laatste keer had ik het echt slecht gedaan. Toen zei de juf dat ze toch meer had verwacht van iemand van Afrikaanse afkomst. Hoe kan het nu dat ik afkomstig ben uit Oeganda en toch zo slecht in sport ben? Wat is er mis met mij?”
Fatma: “Mensen stellen me voortdurend vragen over de islam en over de oorlog in Syrië en allemaal dingen die ik niet weet. Ik kijk ernaar uit om volgend jaar naar het middelbaar te gaan. Daar zal ik zeggen dat ik Fanny heet. Dan zal ik dat soort vragen niet meer krijgen. Ze hoeven ook niet te weten dat ik moslim ben.”