"Big Brother in Europa" van Raf Jespers

7 JULI 2010 - Negentig procent van de huidige camera's in het openbaar domein moeten verdwijnen. Veiligheid moet ondergeschikt zijn aan privacy. Geen bodyscans of identiteitskaarten met vingerafdrukken meer. Big Brother krijgt te veel macht in Europa. In een nieuw boek klaagt de progressieve Antwerpse advocaat Raf Jespers (PVDA+) de toenemende inmenging in ons privéleven aan. Hij hekelt de ondemocratische manier waarop de Europese Unie allerlei privacybedreigende maatregelen doordrukt en ontwierp een charter van 18 artikelen dat als leidraad bij de privacybescherming kan dienen. Een bespreking van zijn boek.

John De Wit

Centrale stelling van Jespers' boek Big Brother in Europa is dat privacy een absoluut recht moet worden, dat niet mag worden afgewogen tegen het recht op veiligheid, maar daaraan ondergeschikt is. Privacy is het basiselement van vrijheid, vergelijkbaar met het verbod op foltering en het recht op fysieke integriteit, zo luidt het.

Jespers volgt hiermee de visie van zijn voorbeeld, professor Paul De Hert (VUB), die hij herhaaldelijk citeert. De Hert werd nationaal bekend toen hij in de jaren negentig meewerkte op het kabinet van voormalig minister van binnenlandse zaken Louis Tobback (sp.a) en zich daar uitsprak tegen de invoering van flitscamera's om snelheidsovertredingen vast te leggen. Die flitscamera's zouden immers beelden kunnen maken van personen in de auto van de hoogvlieger (bv. van een buitenechtelijke scharrel) en dat schendt hun privacy. Die privacy was voor De Hert belangrijker dan de verkeersveiligheid. Het was voldoende om flitscamera's sowieso af te wijzen.

Tobback volgde De Hert niet. "Veiligheid is de vrijheid van de arme. Zonder veiligheid geen vrijheid voor armen, die zich constant bedreigd weten door het recht van de sterkste", vond Tobback. Voor De Hert was die uitspraak van zijn minister een uiting van "Nieuw (F)Linksheid".

Jespers veralgemeent de idee die De Hert ontwikkelde in de verkeerssector nu naar andere sectoren.

WAT KLAAGT JESPERS AAN?

Wat klaagt Jespers aan in zijn boek?

* De progressieve advocaat hekelt de camerawet, die recent "zo versoepeld werd dat de al beperkte controle door de gemeenteraad en de privacycommissie volledig wordt weggevaagd" (sic, p. 39).

* Jespers keert zich tegen de dataretentierichtlijn van de Europese Unie. Die verplicht providers om bepaalde internetgegevens van al hun aangeslotenen minstens zes en hoogstens achttien maanden te bewaren. Het gaat dan om de registratie van welke internetsites worden bezocht, met wie wordt getelefoneerd en met wie wordt gemaild. De inhoud van deze boodschappen moet niet worden bijgehouden. De Europese Unie vindt deze richtlijn nodig in de strijd tegen identiteitsfraude, terroristische aanslagen en het leegplunderen van internetbankrekeningen. De lobby van providers was tegen deze 'lange' bewaartermijnen omdat de providers dan meer opslagruimte moeten hebben, wat duur is. Ze kon de bewaartijd beperkt houden. België heeft de richtlijn onder druk van advocaten en mensenrechtenorganisaties nog altijd niet in zijn interne wet omgezet.

Jespers is tegen deze bewaarplicht omdat "alle burgers hierdoor onder controle komen". Maar ook omdat de kostprijs van internet- en telefoonaansluitingen hierdoor met minstens 25% zal stijgen. En verder omdat niet duidelijk is wie deze providers zal controleren. De extreem-linkse advocaat staat met deze kritiek op de dataretentierichtlijn zeker niet alleen. De richtlijn werd al met succes aangevochten in Duitsland, Roemenië en Bulgarije en in België keren de advocaten, de artsen én de journalisten zich via hun representatieve organisaties tegen de richtlijn.

* Het boek spreekt zich ook uit tegen biometrische paspoorten. Dat zijn paspoorten waarin vingerafdrukken zijn opgenomen. In de toekomst denkt men ook aan opname van DNA-stalen, oorafdrukken e.d. in deze paspoorten. Zo kan worden voorkomen dat mensen een valse identiteit gebruiken om een land binnen te komen of om iemand via het internet te beroven. Nu al bestaat Eurodac, een databank van vingerafdrukken van asielzoekers.

* Ook technologische metrokaarten, zoals die van de MIVB in Brussel, die registreren hoe je reis verloopt en of je wel betaald hebt vinden geen genade in Jespers' ogen. Hij staat met zijn verzet niet alleen, want de Franstalige Ligue des Droits de l'Homme stapte om die reden naar de Raad van State tegen de invoering van die metrokaarten.

Ook klantenkaarten van winkelketens die Uw consumptiegedrag meten vormen volgens Jespers een gevaar voor de privacy omdat zeg maar Delhaize weet welk merk waspoeder U gebruikt en dat de warenhuisketen dit gegeven kan benutten om U gerichte reclame toe te zenden.

* Jespers keert zich tegen DNA-databanken en waarschuwt voor Koeweitse toestanden. In dit Arabische land wordt bij iedere geboorte een DNA-staal van de baby genomen en dat wordt in een centrale databank gestopt. Het is een moderne identiteitsregistratie, die dichter bij ons door de Beierse politiebonden wordt bepleit. België heeft dat nog niet, maar wel een DNA-databank van veroordeelde misdadigers. Volgens Jespers zitten er 28.000 criminelen in die databank. Justitie plant een uitbreiding naar verdachten van seksueel misbruik van minderjarigen.

* Er zijn volgens Jespers ook veel te veel databanken. Iedere Europeaan zit gemiddeld in 600 databanken en in België waren er einde 2008 al dertigduizend bekend. De auteur keert zich vooral tegen het koppelen van deze databanken. Informatie die met een bepaald doel wordt ingezameld, mag nooit voor een ander doel worden gebruikt en dat gebeurt zijns inziens maar al te vaak. Hij geeft het voorbeeld van Eurodac, een Europese databank met vingerafdrukken van asielzoekers. Die was bestemd om na te gaan of de asielzoeker niet al ergens anders een asielprocedure heeft lopen. De EU wil ze nu ook gebruiken voor criminaliteitsbestrijding. Kan niet, meent Jespers. Omzeggens alle privacyspecialisten én de privacycommissie verzetten zich tegen dit soort koppelingen.

* Jespers verzet zich tegen de BOM- en de BIM-wet. Deze wetten geven aan de politie- en de inlichtingendiensten bijzondere methoden (observatie, infiltratie in criminele organisaties, inkijkoperaties, openen van post, hacken van computers) in de strijd tegen de georganiseerde misdaad en het terrorisme. De methoden mogen onder strikte controle in uitzonderlijke situaties worden gebruikt. Jespers hekelt de Belgische privacycommissie omdat ze "te laks" is. De commissie leverde positieve adviezen voor deze twee wetten. De Belgische BIM-wet wordt in het buitenland overigens aanzien als de strengste ter wereld. Maar... ook de Belgische advocatuur en de mensenrechtenorganisaties steunen Jespers' verzet tegen beide wetten.

En verder is Jespers tegen de terroristenlijsten van de VN en de EU en tegen de plannen van de EU om via het Stockholmakkoord de privacy aan banden te leggen.

Zo vreest hij dat de maatregelen om de financiering van het terrorisme te voorkomen "een opstap zijn om alle financiële verrichtingen van alle burgers systematisch te scannen" (een merkwaardige redenering voor iemand van de PVDA, die de strijd tegen de fiscale fraude toch koestert, nvdr). Hij hekelt het EU-plan om het internet te gebruiken voor een beleid van "deradicalisering", waarbij de geheime diensten zelf websites oprichten en actief op Facebook optreden om de terroristische boodschap te counteren. Volgens hem komen hierdoor personen "die mijlen ver afstaan van Al Qaida en van het terrorisme in het vizier van de strijd tegen het terrorisme". Vooral binnen de EU hekelt hij het gebrek aan controle op allerlei organen die de privacy kunnen schenden.

* Hij keert zich eveneens tegen sommige aspecten van de strijd tegen het radicalisme. Zo waarschuwt hij voor een motie van de Europees Parlement die de wandaden van communistische regimes aan de kaak stelt en die concrete initiatieven voorstelt om onderzoek naar die wandaden te financieren. Jespers stelt dat je terzake nazisme en communisme niet mag gelijkschakelen omdat "het anticommunisme hierdoor salonfähig wordt gemaakt, terwijl de geschiedenis leert dat het dikwijls een eerste etappe was naar de uitbouw van dictaturen" (p. 341).

WAT STELT JESPERS VOOR?

Jespers ontwikkelt een Charter 2020 inzake privacy en grondrechten. Dit ontwerpverdrag bevat 18 artikelen om de privacy in de toekomst beter te beschermen. Daarin formuleert hij zijn voorstellen. Welke zijn dat?

* Het recht op privacy moet een absoluut recht worden, net zoals het recht op fysieke integriteit. Zoals er een absoluut verbod op foltering is moet er ook een absoluut verbod op "veralgemeende spionage" zijn. Privacy mag niet afgewogen worden tegen veiligheid.

* Nieuwe technologieën (camera's, bv.) mogen maar gebruikt worden als er geen goede menselijke alternatieven zijn. Als politiepatrouilles, wijkagenten of douaniers de controles ook kunnen uitvoeren, mogen camera's niet. Zo meent Jespers dat overlast op de Antwerpse Ossenmarkt niet met een camera mag aangepakt worden, omdat dit met meer patrouilles kan. Zo meent hij dat douaniers de passagiers en de paspoorten op de luchthavens moeten controleren en niet bodyscans.

* Omdat de gevaarlijkste bedreiging van de privacy uitgaat van de Europese Unie, bepleit de auteur een hervorming van de Europese instellingen.

- Het Europees parlement moet uit twee kamers bestaan: één met rechtstreeks verkozen leden, één die de lidstaten vertegenwoordigt. De eerste kamer kan zelf wetsvoorstellen indienen en stemmen (het huidige Europees Parlement kan dat momenteel niet), de tweede kamer kan die met een twee derde meerderheid blokkeren.

- Alle Europese wetsvoorstellen moeten op voorhand aan de nationale parlementen van de 27 lidstaten worden voorgelegd, om na te gaan of de onderwerpen van die voorstellen niet beter door de lidstaten zelf worden geregeld. Als de meerderheid van lidstaten dat vindt, dan vervalt het Europese wetsvoorstel.

- Er kunnen geen nieuwe wetten opgelegd die een achteruitgang betekenen voor de grondrechten of de sociale verworvenheden in de deelstaten.

- Alle veranderingen in EU-verdragen moet door referenda worden goedgekeurd.

* Nieuwe technologieën moeten een verplicht privacylabel krijgen: ze moeten goedgekeurd zijn door de Europese privacycommissie.

* Alle overbodige camera's moeten weg. Dat geldt volgens Jespers voor minstens 90% van alle camera's die er nu hangen.

* Iedereen moet volledige inzage hebben in alle databanken, behalve om redenen van openbare veiligheid. Iedereen krijgt het recht om alle onjuiste gegevens te corrigeren.

* Biometrische paspoorten worden verboden, net zoals chips met persoonsgegevens in vervoersbewijzen van het openbaar vervoer.

* De akkoorden tussen de EU en de VS waardoor gegevens van vliegtuigpassagiers worden uitgewisseld moeten worden ingetrokken.

* De dataretentierichtlijn moet ingetrokken worden, net zoals de richtlijn over terrorisme en de terroristenlijsten.

* Er mogen geen detectives ingeschakeld worden om werknemers te schaduwen. Ook mag de moderne technologie (gsm's, zwarte dozen in vrachtwagens) niet gebruikt worden om na te gaan waar een werknemer (bv. een trucker) zich op een bepaald moment bevindt.

BEDENKINGEN

1. Het boek bevat een aantal waardevolle kritieken. Het brengt niet alleen een goed overzicht van hoever de technologie al staat, het onthult ook de commerciële bedoelingen achter allerlei goedogende maatregelen. En met een reeks kritieken van Jespers kan je zo akkoord gaan.

Denken we slechts aan: de bedenkingen op de afwezigheid van democratische controle in de Europese Unie en de hervormingsvoorstellen terzake, de kritiek op het feitelijk gebrek aan controle op sommige aspecten van de werking van de politiediensten, de kritiek op de toenemende bepaling van het beleid door lobbygroepen, de waarschuwingen voor een uitholling van de vrijheid van meningsuiting door sommige aspecten van het antiradicalismebeleid.

Iedereen zal het er ook mee eens zijn dat burgers moeten weten in welke databanken persoonsgegevens van hen zijn opgenomen en dat zij in de meeste databanken (behalve die van politie en inlichtingendiensten) een inzage- en correctierecht moeten hebben. Iedereen kan eveneens akkoord gaan dat data maar voor een beperkte termijn mogen worden opgeslagen. Die termijn kan verschillen al naargelang het doel van de databank. Het is zeer goed dat hieraan nog eens wordt herinnerd.

Ook de kritiek op het opnemen van mensen op terroristenlijsten zonder dat hun visie werd gehoord, zoals vroeger bij de Europese Unie gebeurde, is zeker terecht.

2. De strijd tegen de schending van de privacy is een nobele strijd, maar dit boek gooit echt te veel dingen op één hoop.

Of het nu gaat om het plaatsen van chips in Franse lammetjes om de voedselveiligheid van het vlees te garanderen, om de klantenkaarten van Delhaize die registreren welke groenten je koopt, of om de terroristenlijsten van de VN, of om infiltratie van de politie in criminele bendes, of om Echelon (het Amerikaanse satellietsysteem waarmee alle telefoongesprekken op de hele wereld kunnen worden afgeluisterd): het is allemaal een schending van de privacy en eigenlijk zou het allemaal verboden moeten worden of minstens kolossaal beperkt.

Er wordt in de hervormingsvoorstellen nauwelijks onderscheid gemaakt tussen de diverse aspecten van het privacyprobleem: welke technologie mag en welke niet, wie mag de technologie gebruiken, hoelang mogen bestanden bewaard blijven, wie mag de data inzien en onder welke voorwaarden, aan welke databestanden mogen andere databestanden gekoppeld worden en onder welke voorwaarden? Ook deze vragen worden op één hoop gegooid. Je zou per maatregel een apart antwoord op al deze vragen kunnen verwachten, maar dat gebeurt amper.

3. Jespers valt vooral het gebruik van sommige moderne technologische middelen door politie, gerecht, douane, inlichtingendiensten en andere overheden aan. Een aantal argumenten van Jespers gaat echter over nevenproblemen of het gaat om cirkelredeneringen. Maar Jespers hanteert deze argumenten wel om het gebruik van deze technologieën door de overheid op zich af te wijzen of dat gebruik zo petieterig te maken dat zinloos wordt. Het boek wordt daardoor antitechnologisch.

Drie voorbeelden:

Voorbeeld één: hacken of het beveiligingsargument.

Zo bv. het argument dat elektronische databestanden of biometrische identiteitsgegevens gehackt kunnen worden. Dat gebeurde nl. met de elektronische vingerafdruk van de Duitse Binnenlandminister Schäuble. Een hackersorganisatie (Chaos Computer Club) kaapte hem en legde aan alle burgers uit hoe je hem kon gebruiken om over je eigen kaart met identiteitsgegevens te plakken. Dit argument gebruikt Jespers om alle biometrische passen af te wijzen.

Het argument gaat echter over de kwaliteit van de beveiliging van die biometrische passen. De kritiek op de gebrekkige beveiliging is volkomen terecht, maar het is geen kritiek op de aanmaak van die passen zelf, noch op het aanleggen van bestanden met biometrische gegevens. Het is niet omdat sommige mensen vergiftigd worden door het eten van een bespoten appel, dat appels niet meer verkocht mogen worden. Het is niet omdat papieren geld kan vervalst worden, dat we het papieren geld afschaffen. De overheid moet haar elektronische databestanden gewoon beter beveiligen.

Dit beveiligingsargument wordt overigens soms eenzijdig gebruikt: zo spreekt Jespers zich uit tegen de elektronische registratie van vingerafdrukken omdat die makkelijk kunnen worden vervalst. In de visie van Jespers is het dan de overheid die de privacy van de burgers schendt. Maar is het niet de dader van de vervalsing die de privacy van de burgers schendt, want hij gebruikt toch hun identiteit om misdrijven te plegen?

Voorbeeld twee: het misbruikargument.

Een argument tegen de ANG, de politiecomputer, is dat bij na de zelfmoord van zangers Yasmine, zo'n 917 politiemensen in die computer gingen speuren naar de gegevens van Yasmine, hoewel ze dat helemaal niet mochten doen. Dit argument, dat herhaaldelijk terugkomt onder vele gedaanten, gaat eigenlijk over het misbruik dat bepaalde diensten, die wettelijk toegang hebben tot zelfs extreem goed beveiligde databestanden, van hun functie maken.

Dit argument is geen kritiek op de aanleg van de bestanden zelf, maar op de falende controle op de mensen die deze toegang hebben, zoals het Comité P in dit geval herhaaldelijk aanklaagde. Het is niet omdat je iemand kan neersteken met een mes, dat messen verboden moeten worden. Van iedere technologie, om het even welke, kan en zàl, ooit door iemand misbruik worden gemaakt.

Daarbij kan terloops gezegd worden dat de controle op wie in elektronische databanken is binnengedrongen, hetzij om gegevens te kijken, hetzij om ze te veranderen, véél makkelijker is dan de controle op wie in gewone databanken gaat neuzen. Al was het maar omdat alle bewegingen in die elektronische databanken geregistreerd zijn.

Voorbeeld drie: het beperkt gebruik.

Aan elektronische scans (zoals bodyscans voor passagiers op luchthavens, die nagaan of reizigers geen bommen bij hebben) wordt verweten dat ze tegenover iedereen worden gebruikt. Jespers wijst ze om die reden resoluut af, want àls ze ooit gebruikt zouden mogen worden zou dat alleen maar kunnen tegen tegenover mensen die echt verdacht worden van terroristische aanslagen. Het middel (elektronische scans) moet immers in verhouding staan tot het doel volgens het proportionaliteitsbeginsel en iedereen controleren met elektronische scans zou een buitensporig middel zijn.

Deze redenering vinden we doorheen het boek in allerlei varianten terug met betrekking tot biometrische paspoorten, camera's e.d. Het is een cirkelredenering. Want hoe kan een gewone controleur op de luchthaven weten of een gewone passagier verdacht is van terrorisme? Dat kan toch maar door dit te controleren? En dat zou nu net niet mogen. Hoe moet een fabriek die wortelen in blik verpakt, de rotte wortelen verwijderen? Toch door alle wortelen te scannen, ook de vele duizenden wortelen waar helemaal niets mis mee is? De vergelijking is een beetje oneerbiedig en kort door de bocht, maar... zo is het toch ook met de controle op passagiers op risicolijnen? Jespers vereist voor het gebruik van moderne technologiën een onderscheid tussen mensen dat alleen gemaakt kan worden door die technologieën te gebruiken. En dat laatste mag van hem dan niet.

4. Een bijkomende vraag betreft het finaliteitsbeginsel bij de aanleg en het gebruik van die databestanden door de overheid. Dat beginsel leert dat gegevens die voor een bepaald doel worden geregistreerd niet voor een ander doel mogen worden gebruikt. M.i. is dat een foute visie. Waarom zou de overheid - onder strikte voorwaarden en onder strikte controle - geen databanken mogen koppelen? Waarom mogen gegevens binnen e-health ingezameld zijn met een therapeutisch doel niet gebruikt worden om sociale zekerheidsfraude na te gaan? Waarom mogen vingerafdrukken van asielzoekers in Eurodac, die afgenomen zijn om na te gaan of er geen dubbel gebruik is van de asielprocedure, niet gebruikt worden voor criminaliteitsbestrijding? In de visie van Jespers (en van bijna alle deskundige juristen én van de privacycommissie) kan dit niet.

Maar is dit wel zo verstandig? Het gevolg van deze extreme invulling van het finaliteitsbeginsel kan zijn dat al deze organen los van elkaar dezelfde data gaan inzamelen. Dat verhoogt niet alleen de kostprijs van deze data-inzameling enorm, het verhoogt ook het risico op fouten en het bemoeilijkt de controle. Is dat dan beter, want wel in overeenstemming met het finaliteitsbeginsel? Misschien moeten de huidige privacywetten grondig worden herzien en misschien zou het beter zijn om dat niet alleen aan juristen over te laten. Ook de kostprijs van maatregelen moet mee verrekend worden en dat doen juristen zelden. Bij zo'n herziening moet uiteraard een verschil gemaakt worden tussen databanken van de overheid en databanken van de privésector. Ook moeten regels vastgelegd worden over welke gegevens in welke gevallen mogen worden gelinkt en welke zeker niet.

5. De argumentatie van Jespers is in wezen reactionair. Ze verzet zich eigenlijk tegen moderne technologie. Alle argumenten die tegen elektronische databestanden van de overheid worden aangevoerd konden tientallen jaren geleden worden aangevoerd tegen de invoering van de gewone identiteitskaart en werden eeuwen geleden aangevoerd door de Romeinse Curie tegen de boekdrukkunst en tegen de vertaling van de Bijbel in de eigen landstaal (Wie gaat dit allemaal wel niet kunnen lezen? Is daar wel voldoende controle op? Wat als iemand in een boek onze boodschap vervalst? e.d.)

Voorbeelden?

Het gruwelijkste wat kan gebeuren vindt Jespers dat van iedere burger bij geboorte een DNA-staal wordt opgeslagen. Dat gebeurt volgens hem al in Koeweit en de Beierse politiebonden eisen het ook al. Wat is daar tegen, tenminste als dit met degelijke scanners, onder strikte controle, met een periodische hernieuwing door de betrokkenen en onder strikte beveiliging gebeurt? Het kan misschien niet veel misdrijven voorkomen, maar het zal wel de opheldering van duizenden misdrijven vergemakkelijken.

Net zo met het hangen van camera's in de publieke ruimte door de overheid. Volgens Jespers mag dat in de toekomst nooit meer als dezelfde feiten met andere, minder indringende middelen kunnen worden vastgesteld, bv. met politiepatrouilles of wijkagenten. Men noemt dit het subsidiariteitsbeginsel. Je kan diezelfde feiten natuurlijk meestal ook met andere middelen vaststellen, zodat je nooit camera's kan hangen. Maar politiepatrouilles en wijkagenten kunnen niet overal tegelijk zijn en hun nachtelijke aanwezigheid op alle bedreigde plaatsen is veel duurder dan een technologische investering zoals camera's. Dit financiële plaatje verrekent Jespers niet mee. Daar komt nog bij dat camera's de feiten onbetwistbaar kunnen vastleggen, wat niet bij iedere politie-interventie is gegarandeerd. Jespers verwerpt het gebruik van camera's eveneens omdat niet bewezen is dat de misdaad hierdoor daalt. Het is inderdaad zo dat dit (nog) niet bewezen is, behalve voor vandalisme op parkings, maar komt dat misschien niet omdat er maar weinig camera's op het openbaar domein hangen en er dus automatisch verplaatsingseffecten van de gefilmde activiteiten optreden? Waardoor je geen totale daling kan registreren? We weten het niet. Maar in ieder geval dragen camera's onmiskenbaar bij tot de oplossing van misdaden, zeker als het kwalitatief goede camera's zijn. Waarom zou de overheid op het openbaar domein geen camera's mogen hangen als zij dat nodig acht? Iedereen kan ter plekke toch ook gewoon zien wat er gebeurt? En toegegeven: de vragen wie die beelden mag bekijken onder welke voorwaarden en hoelang ze bewaard kunnen worden en onder welke voorwaarden moeten met het oog op de privacy geregeld zijn.

Waarom mag de politie niet over moderne technologie, zoals drones (onbemande vliegtuigjes die grote massa's scannen op mogelijke incidenten, zoals bv. gebeurde bij de eedaflegging van president Obama) beschikken om aanslagen of incidenten te voorkomen?

Mag rekeningrijden niet omdat dit registreert waar iemand de autoweg op- en afrijdt en zo de privacy van de automobilist schendt? Of mag het wel als men het rijgedrag laat controleren door aan iedere op- en afrit een politie-eenheid van de verkeerspolitie te zetten? Deze laatste optie, die Jespers schijnt te verdedigen, kan de privacy van de inzittenden evenzeer schenden. Ze is vooral veel duurder.

Waarom zou de Europese Unie de providers niet kunnen dwingen om bepaalde data over telefoon- en e-mailverkeer bij te houden? Criminaliteit gebeurt steeds meer via het internet: identiteitsfraude, planning van terroristische aanslagen, oplichting, leegplunderen van elektronische bankrekeningen… Als de politie de criminaliteit efficiënt wil bestrijden, dan moeten de providers worden verplicht om bepaalde data te bewaren tot zolang de verjaringstermijn van het zwaarste misdrijf is afgelopen, tot dertig jaar dus. Begrijperlijkerwijze zijn de providers hier om financiële redenen tegen, maar onbegrijpelijk is de merkwaardige coalitie van "progressieve groepen", die hen daarbij steunt.

6. In zijn kritiek richt Jespers zich bijna uitsluitend op overheidsdiensten. Het zeker zo grote gevaar voor de privacy dat uitgaat van activiteiten en databestanden van allerlei privé-organisaties, van direct marketingorganisaties en private inlichtingendiensten, wordt nauwelijks behandeld. Het boek bevat te weinig maatregelen op dat vlak. Dit is een lacune.

7. Privacy is geen absoluut recht, er is ook nog het recht op veiligheid (artikel 5 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens) en het recht op leven (artikel 2 EVRM). Privacy is een belangrijk recht, maar het moét afgewogen worden tegen andere mensenrechten. En dat gebeurt momenteel onvoldoende, zeker in België. De adviezen van de Belgische privacycommissie worden door beleidsmakers voor waar aangenomen, wetsvoorstellen en -ontwerpen worden bijna automatisch aan de visie van de privacycommissie aangepast. Dat zou niet mogen: het recht op privacy moet afgewogen worden tegen andere mensenrechten, ook tegen die rechten waarvoor geen aparte commissie bestaat om ze te bewaken. Die afweging met andere grondrechten maken beleidsmakers niet meer, zodat de privacybescherming soms te zwaar dreigt door te wegen.

Terzake kan men de privacycommissie in haar adviezen ook niet steeds van laksheid beschuldigen, zoals Jespers doet. Men zou de Commissie soms net zo goed van een Keizer-Kosterachtig extremisme kunnen betichten. Zo verzette de commissie zich tegen een Antwerpse actie van gewapend bestuur, die schepen Grootjans in de Antwerpse Seefhoek wilde organiseren. De privacycommissie maakte toen duidelijk dat ze niet goed weet wat gewapend bestuur precies betekent. (Bij de acties in het Anderlechtse Kuregem huldigde ze een andere visie, nvdr).

De privacycommissie keerde zich ook tegen het opnemen van de bloedgroep op de elektronische identiteitskaart, omdat daar mogelijk fouten mee worden gemaakt. Dit is op privacygebied toch geen laksheid.

8. Wie heeft belang bij dit privacy-extremisme? Weinig gewone burgers zullen er bezwaren tegen hebben dat de politie hun veiligheid bij massamanifestaties met drones garandeert of dat Delhaize weet welk waspoeder ze gebruiken.

Uiteindelijk komt dit privacy-extremisme, hoe goed bedoeld ook, vooral de georganiseerde misdaad, criminelen en fiscale fraudeurs ten goede.

En met hen een bepaalde tak van de advocatuur, wiens vaak goed bedoelde acties ter bescherming van de rechten van verdediging tot gevolg hebben dat politie en gerecht geen moderne technologische middelen kunnen gebruiken om de misdaad te bestrijden. Waarna diezelfde advocatuur met even goede bedoelingen datzelfde gerecht en dezelfde politie ervan beschuldigt dat ze te traag werken, dat ze hun zaakjes niet opgelost krijgen en dat de advocaten hun besluiten niet elektronisch kunnen meedelen aan de griffies.

Het valt moeilijk te begrijpen dat idealistische, verstandige, zich progressief noemende advocaten als Raf Jespers zich zo laten meeslepen door dit privacy-extremisme.

************************

Zie: JESPERS, RAF, Big Brother in Europa, 2010, Epo, Berchem, 404 p.

************************

Lees ook:

Parketten en Comité I adviseren over nieuwe BIM-wet

Liégeois: "Privacywet buiten strafprocedure houden

Big Brother ziet U

De nieuwe Belgische camerawet

Aangeboden door onze partners

Hoofdpunten

Aangeboden door onze partners

MEER OVER