12,5% Belgen slachtoffer van partnergeweld

15 JUNI 2010 - 12,5% van de Belgen was in 2008 slachtoffer van partnergeweld. Maar slechts 3,3% diende klacht in. Dat blijkt uit een nieuwe studie van het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen (IGVM) bij 2.000 personen tussen 18 en 75 jaar, die vandaag werd voorgesteld op een studiedag in Brussel. Een analyse van de Dienst voor Strafrechtelijk Beleid toont dan weer aan dat de parketten in 2009 ruim zeven keer zoveel dossiers van partnergeweld afhandelden als in 2004. De rechters veroordelen in drie op de vier gevallen en ze maken nu twee keer zoveel gebruik van de mogelijkheid om strafverzwaring op te leggen als het geweld tegen de partner of de ex-partner werd gepleegd, als in 2004.

John De Wit

Het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen (IGVM) liet in 2008 een groot onderzoek naar (partner)geweld doen door de universiteiten van Luik en Gent. In het voorjaar van 2009 werden 2.000 representatief geselecteerde personen tussen 18 en 75 jaar bevraagd in heel België over hun ervaringen met geweld en meer specifiek dan met partnergeweld. De resultaten werden vandaag voorgesteld op een besloten studiedag in Brussel. Ook de Dienst voor Strafrechtelijk Beleid gaf daar een overzicht van de recentste evoluties met betrekking tot dit misdrijf bij de parketten en de rechtbanken.

ALGEMEEN GEWELD

De studie brengt eerst een overzicht van het slachtofferschap van geweld in het algemeen. Ze definieert "geweld" niet alleen als fysiek geweld, ook verbaal, psychologisch en economisch geweld vallen onder de definitie.

* 15% van de ondervraagden was tijdens zijn voorbije leven (vanaf 18 jaar) slachtoffer van fysiek geweld. 41,5% noemt zichzelf slachtoffer van verbaal geweld (beledigingen, vernederingen), 22% van intimidatie.

Maar…55% van de vrouwen en 49,3% van de mannen zegt in zijn voorbije leven geen slachtoffer te zijn geweest van om het even welke vorm van geweld. Als we verbaal geweld niet meerekenen, dan zegt 71,1% van de vrouwen en 67% van de mannend dat.

* In openbare plaatsen worden mannen twee keer zoveel slachtoffer van fysiek geweld als vrouwen. Vooral jongeren onder de 25 jaar zijn slachtoffer van dit soort geweld.

* 8,9% van de vrouwen en 3,2% van de mannen was voor zijn achttiende slachtoffer van seksueel geweld (gedwongen seksuele aanrakingen of betrekkingen). Die percentages liggen hoger dan die voor slachtofferschap van seksueel geweld boven de achttien jaar.

80% van deze slachtoffers ervaart die feiten als "zeer erg" of "eerder erg". Slechts 60% van de mannelijke slachtoffers en 77% van de vrouwelijke slachtoffers heeft hierover met iemand gepraat.

* De oudste ondervraagden hebben het minste geweld ervaren. Maar dat lijkt volgens de auteurs van de studie niet te kunnen: wie langer leeft, zal ook meer geweld ervaren. Zij verklaren deze cijfers door "een geheugeneffect".

* Het verbaal geweld stijgt naarmate het diploma van het slachtoffer stijgt. Zo hebben bijna twee keer zoveel mannen met een universitair diploma (58%) in hun leven een of andere vorm van geweld ervaren als mannen met een diploma lager onderwijs (33,3%). Voor vrouwen zijn de respectievelijke cijfers: 50,7% tegenover 32,1%. Ook dit moet volgens de auteurs gerelativeerd worden: het heeft volgens hen te maken met de "ruimere definitie die deze groep hooggeschoolden aan verbaal geweld geeft". Hun cultuur maakt blijkbaar dat ze zwaarder tillen aan beledigingen en zich vlugger vernederd voelen.

* Geloof verzacht de zeden, zo blijkt uit de studie. 21,6% van de niet-gelovige vrouwen zegt ooit slachtoffer van lichamelijk geweld te zijn geweest, tegen slechts 14% van de gelovige vrouwen. Hier wordt geen echte verklaring voor gegeven en er is ook geen opdeling gemaakt naar de geloven zelf (katholiek, joods, moslim…). Maar het is belangrijk om te vermelden dat het telkens gaat om onderzoeken waarin de slachtoffers zelf hun eigen situatie weergeven.

* Geweld kan afschuwelijke gevolgen hebben: zelfmoordpogingen komen drie keer zoveel voor bij de slachtoffers van geweld (3,4%), drugsgebruik en depressies twee keer zoveel (bij mannelijke slachtoffers zijn er zelfs drie keer zoveel depressies) en de slachtoffers van geweld gaan ook twee keer zoveel naar de psychiater als niet-slachtoffers.

Maar volgens het onderzoek beïnvloedt slachtoffer zijn van geweld het alcoholgebruik niet.

* Verbaal geweld vertegenwoordigt 46% van alle vormen van geweld.

* Vrouwen zijn doorgaans meer slachtoffer van hun partner, mannen van onbekenden. Bij vrouwen gaat het vaak om herhaaldelijk geweld, bij mannen meestal om eenmalige feiten.

PARTNERGEWELD

* 12,5% was het voorbije jaar slachtoffer van één of andere vorm van geweld door de partner, maar 'slechts' bij 1,3% ging het om fysiek geweld. Vrouwen zijn vaker slachtoffer van ernstig partnergeweld dan mannen.

* Partnergeweld is van alle leeftijden, maar vrouwen tussen 18 en 25 jaar worden meer slachtoffer dan andere vrouwen.

* Ongeveer de helft van de slachtoffers van partnergeweld spreekt hierover met iemand anders. Twee op de drie vrouwen doen dat, maar slechts 40% van de mannen. Slachtoffers zwijgen opvallend meer over geweld in de relatie die ze op dat moment hebben, ze spreken wel over geweld in vorige relaties of in relaties met ex-partners. Walen spreken veel minder met hun vrienden over partnergeweld dan Vlamingen. Over deze problemen spreken is nochtans belangrijk, want slachtoffers zouden best onmiddellijk hulp zoeken. Het onderzoek wijst ook uit dat de problemen het langst duren bij mensen die sociaal geïsoleerd zijn

.

* Slechts 3,3% dient klacht in.

* In meer dan 40% van de gevallen van partnergeweld was een kind getuige.

WAT DOEN DE PARKETTEN?

Freddy Gazan (Dienst Strafrechtelijk Beleid) bracht op de studiedag een overzicht van wat het gerecht doet met de klachten over partnergeweld.

* De parketten handelden in 2009 47.971 zaken van partnergeweld af. Dat is een enorme stijging, het zijn ruim zeven keer zoveel dossiers als in 2004, toen er nog maar 6.330 werden afgewerkt.

In 9,8% van de gevallen die de parketten in 2009 afhandelden, werd gedagvaard, 64,2% werd geseponeerd. Maar als de parketten seponeren doen ze dat steeds minder om opportuniteitsredenen (omdat vervolging niet gepast is) en steeds meer om technische redenen (bv. omdat de feiten niet bewezen kunnen worden). In 2004 was de verhouding opportuniteitssepot-technisch sepot nog 80/20, in 2009 as ze al 60/40.

* Vanwaar die spectaculaire stijging van het aantal afgehandelde zaken bij de parketten? De oorzaak hiervan ligt wellicht grotendeels bij een rondzendbrief van het college van procureurs-generaal van 3 april 2006. Die legde duidelijke en eenvormige regels op om partnergeweld af te handelen en stelde bij ieder parket een referentiemagistraat aan. Hij bepaalde ook dat op ieder vastgesteld feit een reactie moest komen en dat alle parketten tegen einde 2006 een beleidsplan tegen partnergeweld moesten opstellen. De circulaire was dus een hele vooruitgang in de strijd tegen het partnergeweld.

Daarbij moet vermeld worden dat de parketten voor 2004 partnergeweld niet apart registreerden en dat het ook nu vaak moeilijk is na te gaan of bepaalde juridische kwalificaties ("slagen en verwondingen"), onder partnergeweld vallen omdat slechts bij 28% van de misdrijven de relatie tussen dader en slachtoffer wordt geregistreerd.

Opmerkelijk is ook dat de politiediensten in 2009 40.375 feiten van intrafamiliaal geweld "binnen het koppel" registreerden. Dat zijn bijna 7.000 feiten minder dan in hetzelfde jaar bij de parketten binnenkwamen. Dat kan natuurlijk niet, omdat alle dossiers naar het parket moeten worden doorgestuurd en het parket natuurlijk nooit méér zaken kan binnenkrijgen dan de politie haar bezorgt. De DSRB heeft hiervoor (nog) geen verklaring.

* De rondzendbrief die in werking trad op 3 april 2006 werd geëvalueerd door de Dienst Strafrechtelijk Beleid en dat leidde tot drie werkgroepen binnen het college van procureurs-generaal. Die moeten de toepassing van de rondzendbrief verbeteren. Een eerste werkgroep houdt zich bezig met de registratie door de politie, het opstellen van het proces-verbaal en het (eventueel) noteren van feiten die nog niet strafbaar zijn, maar die wel in de richting van partnergeweld kunnen evolueren. Een tweede werkgroep bekommert zich om de concrete taken van de referentiemagistraten: soms scheppen de opdrachten van die magistraten te hoge verwachtingen, soms is de praktijk bij een bepaald parket beter dan de werkwijze die in de rondzendbrief is voorgeschreven. En dan komt het er op aan de 'best practices' te bestendigen. Een derde werkgroep bekijkt de situatie van de slachtoffers: hoe moeten ze worden geïnformeerd over de evolutie van hun gerechtelijk dossier, moeten ze worden ontzien in bepaalde gevallen, welke taken komen ten laste van de politie en welke tenlaste van het parket. Terzake is het beleid van de Antwerpse procureur Herman Dams een primeur voor België: in Antwerpen worden alle slachtoffers ingelicht sinds 1 januari.

WAT DOEN DE RECHTBANKEN?

Van de 9,8% van de dossiers waarin werd gedagvaard leidde 73,7% tot een veroordeling, 3,2% tot een vrijspraak en 17,2% tot een opschorting van straf. Opmerkelijk is dat de strafverzwaring voor partnergeweld steeds meer wordt toegepast. In 2004 waren er 856 veroordelingen voor slagen en verwondingen met een strafverzwaring omdat het slachtoffer de (ex)-partner was, in 2008 al twee keer zoveel (1.796).

WAT WIL HET IGVM?

Het IGVM formuleert een aantal aanbevelingen op basis van zijn studie. Geraldine Reymenants zette ze op een rijtje.

* Psychisch geweld wordt te weinig herkend en de ernst ervan wordt te weinig erkend. Vaak komt men er pas mee naar de hulpverlening als het al jarenlang duurt. En dan kunnen de gevolgen zeer ernstig zijn. Het moet vroeger gediagnosticeerd worden. Men moet slachtoffers al heel jong leren om zich te wapenen tegen psychisch geweld. Op school heb je nu wel eens meisjes die hun sms'jes aan hun vriendjes moeten tonen om na te gaan of ze wel trouw zijn in de liefde. Dit kan uitgroeien tot onaanvaardbare intimidatie.

* Het beleid moet meer werken naar mannelijke slachtoffers van geweld. Het taboe is bij hen veel groter, ze spreken er minder over met hun vrienden, ze zoeken minder hulp en als ze dat toch doen, dan zijn ze minder tevreden over die hulpverlening. Dat komt grotendeels omdat de hulpverlening erg weinig mannelijke slachtoffers over de vloer krijgt en de oorzaken en behandelmethodes nog onvoldoende kent.

* Illegale slachtoffers moeten een tijdelijke verblijfsvergunning in het land krijgen. Ze mogen niet bang zijn dat ze uit het land worden gezet als ze klacht indienen bij de politie.

* De rechters die echtscheidingen uitspreken en co-ouderschap opleggen moeten systematisch nagaan of er geen geweld gepleegd wordt binnen het koppel. Dit vooral om de kinderen te beschermen. Kinderen zijn bij co-ouderschap twee keer zo vaak getuige van geweld tussen de ex-partners als ze getuige zijn van geweld tussen de partners.

* Heel wat groepen die met partnergeweld in contact komen (huisartsen, hulpverleners, politiediensten, rechters, vluchthuizen…) werken naast elkaar. Er moeten afspraken gemaakt worden om het mogelijk te maken dat de problemen vroeger kunnen worden gesignaleerd.

* Er is geen tekort aan plaatsen in de vluchthuizen, maar de vrouwen verblijven er vaak te lang omdat men voor hen geen veilige woning vindt voor na hun verblijf in het vluchthuis. Daar zou best een oplossing voor komen.

In 2008 kreeg de Vlaamse hulpverlening 7.624 hulpvragen over partnergeweld binnen en werden 3.006 cliënten begeleid. Op de studiedag bleek ook dat in de vluchthuizen buitensporig veel allochtone vrouwen verblijven. Dat komt omdat ze - in tegenstelling tot autochtone slachtoffers - veel later bij de hulpverlening aankloppen en vaak zelfs pas op een moment dat alleen een vluchthuis nog soelaas kan bieden.

BEDENKINGEN

1. Eens te meer rijst de vraag naar deugdelijke statistieken. Uit de studie van de Dienst voor Strafrechtelijk Beleid blijkt dat de politie 7.000 feiten minder registreert dan in hetzelfde jaar bij de parketten binnenkomen. Wat natuurlijk onmogelijk is. Bovendien registreert de politie fenomenen, terwijl de parketten zich houden aan de kwalificaties in het strafwetboek en vaak niet eens de relatie tussen dader en slachtoffer noteren. Maar zij doen het dan toch nog in een derde van de dossiers: in de veroordelingsstatistieken van de rechtbanken gebeurt het nergens! De overheidsstatistieken zijn dus onvergelijkbaar. En toch komen ze om de haverklap in het nieuws, telkens anders, met andere begripsinhouden en andere stijgingsgraden zonder dat dit geproblematiseerd wordt.

2. Het begrip "geweld" wordt in deze studie anders gedefinieerd dan in het gewone taalgebruik, waar het uitsluitend fysiek geweld betekent. In de studie - en ook in de circulaire van de parketten - heb je ook "verbaal", "psychologisch" en "economisch" geweld. Vervolgens steunt deze studie uitsluitend op de verklaringen van de slachtoffers zelf. Beide factoren zouden vertekende antwoorden kunnen opleveren. De onderzoekers hebben echter alles hebben gedaan om dat te verhinderen. Ze hebben aan de ondervraagden feiten (zoals: slagen, achtervolgen, bedreigen met een mes) voorgelegd en geen categoriën (zoals: psychisch geweld, verbaal geweld).

Desondanks is deze sociologisering van het begrip "geweld" niet zonder risico's. Ze "overdrijft" het probleem in de ogen van de gewone man, die bij "geweld" alleen maar aan "fysiek geweld" denkt en het probleem misschien gaat minimaliseren als hij verneemt dat het voornamelijk om "verbaal" of "psychisch geweld" gaat. Maar vooral: op den duur dreigt het begrip "geweld" een lege doos te worden waar alles kan in zitten, en zo verdrink je de vis. Justitie heeft belang bij heldere begrippen waarvan de inhoud empirisch, onbetwistbaar en bij voorkeur onmiddellijk kan worden vastgesteld. En verder heeft Justitie belang bij duidelijke en eenvormige statistieken. Het is niet omdat dit al bijna vijftig jaar wordt gezegd, dat het niet waar zou zijn.

Lees ook:

2.745 seksueel verminkte vrouwen in België

Eén eremoord per vier maanden

Aangeboden door onze partners

Hoofdpunten

Aangeboden door onze partners

MEER OVER