
INGE VERVOTTE: 'Ik blijf besturen tot het laatste moment'
Als een vrouwelijke Zoef de Haas scheurt ze door Vlaanderen. Volgens de peilingen kan het voor Inge Vervotte nu al niet meer stuk, maar de Antwerpse adjudant van Yves Leterme blijft bescheiden: "Ik ben dankbaar dat ik dit mag doen."
Brasschaat, een warme namiddag. Inge Vervotte stapt kordaat door de gangen van het Sint-Michielscollege. Een uur lang zal ze vragen beantwoorden die de leerlingen van het vijfde jaar Latijn-Wiskunde en Grieks-Wiskunde voor haar hebben bedacht. "Ik ben hier nu. Profiteer ervan", lacht ze haar witte tanden bloot. De sfeer is heel informeel, zo van: "Hoi, waarom hebt u voor de politiek gekozen?"
De vragen gaan soms behoorlijk diep. Hoe kan je menselijk lijden verenigen met een optimistische levensvisie? Is het mogelijk om te shoppen in verschillende religies? De minister spreekt haar warme waardering uit voor de onthechting in het boeddhisme: "Wij zijn te weinig gelukkig met wat er is."
Ook politiek komt aan bod. En de stakingen in de automobielsector. "Maximale tewerkstelling moet altijd primeren op pure economische winst", drukt Vervotte de elite van de toekomst op het hart.
Is kleding belangrijk in de politiek? "Ik vind van wel", luidt het antwoord. "Ik werk elke dag een agenda af waarbij ik bij heel verschillende mensen beland. Omdat ik geen afstand wil creëren, kleed ik me niet te opzichtig. Dan noemen ze me maar een grijze muis." Voor de zoveelste keer is er die ontwapenende glimlach.
Dan is het uur om en staat Inge Vervotte gedecideerd op. Ze krijgt applaus. "Jullie kunnen me altijd mailen", zegt ze nog. En ze verdwijnt even snel als ze gekomen is, als Zoef de Haas op weg naar een volgende
date
.
Ik ben voorzichtig van aard. Ik merk wel een verschil met de campagne van 2003: de mensen reageren nu spontaner.
Ik ben dankbaar dat ik dit mag doen. Het blijft een eer om mensen te vertegenwoordigen. Dat was zo bij de vakbond en dat is ook zo in de politiek. Hun vertrouwen is iets fragiels, daar moet je zorgzaam mee omspringen.
Toen ik dat resultaat zag staan, dacht ik: wat moet het de volgende keer zijn? Het verwachtingspatroon is er, ik verschuil me er niet achter. Ik vind het veel erger om geen risico's te nemen. Mijn motto is: liever staand sterven dan op je knieën leven.
Ik heb mijn kandidatuur heel grondig overwogen. Voor ons kartel zijn deze verkiezingen héél belangrijk en de provincie Antwerpen is cruciaal. Ik behoor tot de stemmentrekkers, en dus moet ik die rol ook spelen. Als ik dat niet zou doen en de score zou slecht uitdraaien, dan zou iedereen me dat verwijten, inclusief ikzelf.
Nog vóór ik mijn beslissing had genomen, wensten de mensen me al succes. Op straat denken ze daar duidelijk anders over dan op het Martelarenplein
(het politieke centrum van de Vlaamse regering, red.)
.
Ik heb mezelf niks te verwijten. Er is nog nooit zoveel geïnvesteerd in onze sector. Vergeet niet dat ik daar eerst wat heb moeten opruimen. De facturen werden niet betaald en maar liefst 10.000 dossiers waren niet afgehandeld. Wij hebben voor bijkomende capaciteit gezorgd en 16.000 aangepaste oplossingen gevonden voor mensen met een handicap. Maar het werk in de welzijnssector kan nooit af zijn.
We gaan voor 27 tot 28 procent. Dat is nodig om ons kartel te verstevigen en onze plaats aan de onderhandelingstafel af te dwingen. In Antwerpen hebben we vijf zetels. Daar willen we er zeker één bij.
Als het kartel CD&V/N-VA mee aan tafel zit, kan ik mijn ervaring als minister vooral gebruiken voor gezondheidszorg en welzijn. Ik heb de voorbije twee jaar geregeld rond de tafel moeten zitten met mijn Franstalige collega's.
Hoe meer onze tegenstanders de strategie van verdeel-en-heers toepassen, hoe dichter wij bij elkaar komen. En Yves Leterme heeft het duidelijk gesteld: eerst het kartel, dan de postjes.
Ik vind dat ongelooflijk. Wij zijn de oppositie, maar sommigen hebben liever helemaal geen oppositie meer. We benoemen de zaken zoals ze zijn. Dat dit voor paars moeilijk is, kan ik geloven. De gemaakte politieke keuzes op het vlak van justitie, financiën en vergrijzing zijn niet de onze. Ik kies voor een gezondheidszorg waarbij de zorgen die je krijgt, niet afhankelijk zijn van het inkomen. En aan ouders die meer tijd voor elkaar en de kinderen willen, geven we een beleid dat die mogelijkheid biedt.
Voor ik overstap naar het federaal niveau, komt er een overgangsperiode. Daarin zal ik als minister blijven besturen tot het laatste moment.